Een goede 10 kilometer naar het zuiden, roept de IC plotseling “Kijk!”. Als Egyptogen die plotseling een nieuwe piramide ontdekken, staan we met grote ogen te kijken naar het enorme houten achtkant links van de weg; er staat hier niet eens een molentekentje op de kaart!
We staan hier bij de ‘Valskvarn’ in Havdhem (92). Inmiddels ben ik aardig ingelezen dankzij het voornoemde boek Gotlands Kvarnar genom tiderna, maar nu staan we voor een soort van raadsel (over deze molen is op internet ook opvallend weinig te vinden). De hoge stellingmolen met zowel een houten onder- als bovenachtkant doet vooral denken aan de houten achtkanten in de zuidelijke provincie Skåne die we tijdens de Grote IC-tour van 2002 bijna allemaal bezochten
Het meest eigenaardige is dat de kap voorzien lijkt te zijn van twee stel (!) voeghouten haaks op elkaar. Is het bij dit kapmodel (overigens zeer gebruikelijk in Skåne) al moeilijk om te onderscheiden aan welke zijde het wiekenkruis heeft gezeten, hier zijn maar liefst vier mogelijkheden!
De molen wordt als veevoederfabriek gebruikt en op de begane grond is een diervoederspeciaalzaak, welke helaas gesloten is. Woensdag zouden we hier terugkomen en de molen uitgebreid van binnen fotograferen. Vanwege de vorm van de onderbouw vermoedt de IC dat de molen voorheen ook als zaagmolen heeft gediend, maar die theorie blijkt later niet te kloppen.
Eerst maar eens de geschiedenis in het kort. Ik ga hiertoe weer Zweeds vertalen, dus er kan een foutje in staan. De molen stond oorspronkelijk in Bergkvara, aan de Oostzeekust op de grens van Blekinge en Småland; zeg maar even oostelijker van waar Feithje (waar we zaterdag zullen overnachten) woont. De molen moet hier in ieder geval vóór 1890 zijn gebouwd, want uit dat jaar staat er een foto van de molen in het boek (pag. 104). De molen is uitgevoerd als kettingkruier en het wiekenkruis is voorzien van zeilen. Dit is anti-clockwise dus afwijkend van wat hier gebruikelijk is (tot dusver alleen iets soortgelijks gezien op de Hallbjers Kvarn bij När (81)). Het moet ook voor die streek een vreemde eend in de bijt geweest zijn, want dergelijke grote molens vind je hier verder niet. Vandaar wellicht zo’n vreemde unieke kapconstructie met ‘’extra’’ voeghouten; voorbeelden waren er in de nabijheid niet.
Al in 1916 komt de molen buiten gebruik en een jaar later wordt hij afgebroken. Op 9 februari 1918 draait de molen voor het eerst op zijn nieuwe plaats in Havdhem. Op de (mij) enige bekende foto (pag. 105 in het boek) is de molen voorzien van zeilen. De foto is gemaakt vanaf de zijde van het wiekenkruis. Of er inmiddels een windroos is aangebracht is niet te zien; evengoed is het mogelijk dat de molen ook in Havdhem weer uitgevoerd is als kettingkruier. Dankzij een foto in het Intermolinologisch Centrum Breda, beheerd door niemand minder dan Tommy Masters, weet ik inmiddels dat de molen weldegelijk een windroos heeft gehad, sterker: het waren er twee, met een bijzondere constructie. Er liep een lange horizontale as ter hoogte van de korte spruit (bij wijze van spreken) met aan weerszijden, vrij ver buiten de kap, een windroos. Eén van deze windrozen is, met de kennis van nu, vaag te onderscheiden op genoemde foto.
Ook hier duurt het ‘windtijdperk’ niet lang: na de aanschaf van een ruwoliemotor in 1924 wordt de molen onttakeld. Diverse assen (ook de bovenas?) gaan naar de reeds bezochte Hallbjers Kvarn bij När (81), het wiekenkruis gaat naar de ‘Stolkvarn’ in Burgsvik (93).
Bij deze transactie doet zich iets merkwaardigs voor. Ik kom daar zo dadelijk op terug, want het blijkt de volgende molen te zijn. Evenals die in Havdhem is ook die in Burgsvik een grote verassing voor ons; inmiddels ben ik redelijk ‘’ingelezen’’.
Terug naar Havdhem: de aanduiding ‘Valskvarn’ wijst op een functie als bloemfabriek (‘vals’ = ‘wals’). Blijkbaar is deze later omgebouwd tot mengvoederfabriek.