Maandag 28 juli 2014 (deel 11)

git-109-tore

Tore blijkt het mini-Gooi van Gotland te zijn: twee of drie grote peperdure huizen met zwembad en natuurlijk – van veraf boven alles uit toornend – een forse molen (109). Die is trouwens ook ingericht als (vakantie)woning met zwembad in de tuin; dat baddert wel lekker met dit weer.

De molen wordt summier beschreven in het boek op pagina 134. Het is een grote achtkante stenen molen van het Bornholm-type die ongeveer het midden houdt tussen een grondzeiler en een beltmolen. Er is een ommuurde belt en volgens het boek is de molen uniek omdat hij een kelder heeft. Die kelder is – voor zover duidelijk te zien op bijgaande foto – op minstens één plaats van buiten te bereiken dóór de ommuurde belt (Nerd-info: denk aan de stenen molen in het Noord-Franse Terdeghem, zoiets…).

De molen zou in de 19e eeuw zijn gebouwd; overigens een kolossale molen voor zo’n piepklein gehuchtje. Nadat de molen buiten bedrijf was gekomen verviel deze tot ruïne. Dankzij de aankoop door een particulier, ene Torsten Fridh, in de jaren ’50 werd de molen gerestaureerd. Tegenwoordig zou hij weer het zelfde uiterlijk hebben als vroeger. Het zou best kunnen. Er is een staart met een centrale staartbalk, twee spruiten en vier schoren zoals wij dat ook in Nederland kennen. De vier einden van het wiekenkruis zijn niet alleen onderling met draden getuid, ook bevindt zich op de askop een lange ‘spriet’ (zoals bijvoorbeeld Portugese molens ook hebben) met tuidraden naar de vier afzonderlijke einden. Het zóu origineel kunnen zijn…..

Nog een kilometer martelen op het blubberweggetje en we zijn weer op de gebaande weg, op weg naar een mijlpaal: we zijn nu over de helft van de te bezoeken molens op Gotland en we zijn bij de meest zuidelijk gelegen molen van het eiland. Er zijn hier schitterende rotsformaties en de IC heeft natuurlijk veel belangstelling voor de ‘knuffelhut’. Via een particuliere tuin moeten we een paar honderd meter lopen naar de molen van het gehucht Digrans (110), in het boek wordt gesproken over het gehucht ‘Juves’ (pag. 133). Nog een barriére van prikkeldraad te nemen en we zijn bij de molen.

Het is een fraai gelegen maar zeer zwaar vervallen standerdmolentje. In het boek lijkt het nog vrij aardig (overigens niet echt een oud boek want gepubliceerd in 2011); thans is het molentje ruïneus. Op de foto in het boek heeft het nog twee enden, thans slechts één. Door de tordering lijkt het alsof we hier van doen hebben met de eerste anti-clockwise standerdmolen op Gotland (nr. 88 geloven we niet), maar dat is gezichtsbedrog: hij is als alle andere standerdmolens op Gotland ‘gewoon’ clockwise.

Een kijkje ‘’onder de rok’’: het blijkt dat de standerd staat ingegraven waardoor we hem moeten typeren als zeldzame ‘sunken postmill’ (dank aan de IC die mij hierop attendeerde).

Eén blik in de kast en het is direct duidelijk: dit molentje is zo goed als reddeloos verloren. Wind- en water hebben vrij spel, waardoor er veel houtrot is. De steenbalk is gebroken waardoor de rechtzijweeg (vanaf de staartzijde bezien) langzaam naar beneden stort.

Wat dit alles nog veel triester maakt: het in 1878 gebouwde molentje is in de 70er jaren nog gerestaureerd! Dat is weliswaar al even geleden, maar kon in de tussentijd dan iemand even de moeite nemen om het op z’n minst wind- en waterdicht te houden?! Toen Tommy Masters dit molentje bezocht in 1995 was de toestand nog redelijk goed! Nogmaals: nu is het molentje zo goed als reddeloos verloren. De huidige eigenaresse woont in Stockholm…..