Terwijl we molen nr. 170 al van enige afstand hebben gezien, rijden we eerst naar het gehucht St. Hajdes waar twee molens staan. Met name de eerste (168) is zeer interessant. Uitwendig is het een doorsnee ronde stenen grondzeiler van het Gotland-type die onderhand in een zeer beroerde biotoop met zeer veel hoge bomen is terecht gekomen.
Hoewel de molen ooit (uitwendig) gerestaureerd is, is hij inwendig zeer fraai en authenthiek. Op de begane grond een houten spoorwiel voor onderaandrijving van één koppel stenen (kan me eerlijk gezegd niet meer herinneren of er een tweede koppel was); tevens liggen hier de borden van het wiekenkruis opgeslagen.
Het koppel stenen op de eerste zolder. (de molen wordt als opslag gebruikt; dit toont nogal rommelig, maar doet niets af aan de hoge bouwhistorische waarde van de molen).
In de kap. Het bovenwiel heeft nog de oude armwielconstructie. Links de vangbalk hetgeen wijst op een clockwise molen (hetgeen algemeen is op Gotland voor standerdmolens, maar ook voor bovenkruiers; voor die laatste categorie geldt: de uitzonderingen bevestigen de regel).
Wat deze molen zo bijzonder maakt: er zit iets van een tandkrans aan de binnenzijde van de overring! Gisteren zagen we hier ook sporen van in Kattlunds-Uddvide (nr. 146), maar hier zijn ze duidelijker. Bovendien zitten er aan de binnenzijde van de romp, ter hoogte van de kruivloer sporen van een soort haspel. Het doet sterk denken aan het binnenkruimechanisme dat we eerder in Duitsland zagen (het dichtst bij de Nederlandse grens: Glandorf) maar bijvoorbeeld ook in Letland.
Vanuit de romp wordt een tandwielmechanisme in werking gesteld, soms met meerdere overbrengingen, dat uiteindelijk met een tandwiel in de rondgaande tandkrans aan de binnenzijde van de overring grijpt. Op deze wijze worden (werden) deze molens gekruid. In oost Polen werd duidelijk dat dit systeem uiteindelijk teveel aan slijtage onderhevig was, waardoor de molens in hun laatste bedrijvige jaren van een eenvoudig staartwerk werden voorzien. Dat kwam overigens ook in Nederland voor zoals in Sas van Gent en Beugt (Kilsdonkse Molen). Het betreft hier overigens meer ‘traditionele’ kettingkruiers met een tandkrans aan/op de kruivloer. Het is niet uitgesloten dat het op deze molen ook zo is gegaan; sowieso heel interessant!
Laatste blik naar de onderzijde van de kap: uitwendige centreerrollen zoals we die ook zagen op de molen van Olsvenne (nr. 137)
Enkele honderden meters oostelijker staat de tweede molen van het gehucht St. Hajdes (179), wederom van het Gotlandse type, maar aanzienlijk slanker.
Wat bij binnenkomst opvalt is dat de koningsspil doorloopt tot op de begane grond en dat zich aldaar een haakse overbrenging bevindt die ongetwijfeld diende als motorische aandrijving van de spil. De horizontale as met schijfloop werd aangedreven middels een buiten de molen staande motor (sporen in het metselwerk nog zichtbaar) en een grote poelie op die zelfde horizontale as.
Er is één excentrisch geplaatst koppel stenen maar een aandrijving vanaf de koningsspil middels een spoorwiel (of desnoods een riemoverbrenging) ontbreekt. Wat verder vooral opvalt is dat de molen erg leeg is; zelfs op de (nieuwe) bovenas zit geen bovenwiel. Even testen? Jawel, door aan de roeketting te hangen krijgen we het wiekenkruis iets in beweging; draaien gaat uiteraard niet, want één end is afgebroken en het kruis is dus zeer wanwichtig.